28/09/2024
Dit kastje stond destijds in de hal van mijn grootouders huis in Brussel. De lades zaten boordevol met de zijden sjaaltjes van mijn grootmoeder. Úren kon ik als kind spelen met deze sjaaltjes. Geen idee meer wat zich afspeelde in mijn fantasie, winkeltje spelen, verkleedpartijtjes, ik had niet veel nodig om mezelf bezig te houden.
Mijn grootmoeder was een bijzonder fiere vrouw: ze liep (ondanks de ontsierende hallux valgus) áltijd op hakken, en droeg steeds de meest kleurrijke clips-oorbellen, assorti met haar zelfgenaaide deux pièces. Haar haar werd elke week netjes in de krullen gedraaid en steevast met een bus Elnett tot een onbeweeglijk, bijna adellijk kapsel omgevormd. Één van de zijden sjaaltjes uit de ladenkast, maakte haar outfit af en zorgvuldig maakte zij zich dagelijks op met de meest stijlvolle make up. Of zij nu naar de zondagmis moest, of in haar kookpotten stond te roeren, mijn grootmoeder kwam altijd uit een doosje.
Op een dag, of zo leek het, verloor zij, samen met haar eigenwaarde, haar fierheid: haar blouse toonde vlekken, haar make up werd clownesk of bleef achterwege, ze lag uren in de zetel, isoleerde zich en huilde vaak. Voedingsmiddelen lagen over datum in de koelkast en koken werd steeds eentoniger. Praten werd alsmaar moeilijker en wat we tegen elkaar zegden, dat vergat ze naarmate haar ziekte vorderde. In haar laatste levensfase communiceerden we enkel nog via aanrakingen en oogcontact en zat ze in een rolstoel, een stoffen pop wiegend in haar armen. Die laatste beelden voelen als pijnlijke herinneringen.
Maar het liefst herinner ik me haar als die fiere, mooie, zachtaardige vrouw, eentje met elke dag een ander zijden sjaaltje om haar hals 🩷